'Hoeveel Woorden' - alle teksten
Hieronder vind je alle teksten van het album 'Hoeveel Woorden'. Van de drie Friestalige nummers zijn de vertalingen opgenomen.
Begin - Asman - Hoeveel Woorden - Spijkers - Meindert - Lok - Veel Liever - Hamster - Wat Wordt Het Morgen? - Onze Auke - Hortensia - We Vertellen Onszelf - Ongewis - Anne en Arie
Begin
Dit is hoe het begint.
Je komt thuis en blijft staan
bij het aanrecht.
Het is na elven.
Het huis is kalm,
maar jij bent het niet.
Wat je collega vandaag riep,
aan het eind van de avond,
dat sloeg nergens op.
Je zei er iets van,
maar de rest gaf haar gelijk.
Het zint je niet.
Het maalt door je hoofd.
Mensen zijn zo zeker van zichzelf.
Ze praten zo graag.
Je trekt een kastje open
en reikt omhoog.
Gelukkig is er iets te eten.
Maar de zak Croky
is snel leeg.
En opnieuw
vreet je jezelf op.
Je stapt in bed
en hoort het vertrouwde gesnurk verderop,
maar het helpt niks.
De monoloog in je hoofd gaat door.
Je zoekt naar woorden
om terug te slaan,
maar een helder verhaal
wil het niet worden.
Je bent de eenling
die je vroeger ook al was.
Een groep is prachtig,
tenminste,
als er iets te lachen valt.
Hoe graag praat je niet over ons en wij.
Maar je sympathie voor de underdog
is geen toeval.
Je bent het immers zelf,
als het tegenzit.
Je ligt thuis,
maar vol gevoelens
die niet thuis willen komen.
Je hoort de wind
en dan plotseling stap je uit bed.
Zonder dat je er erg in hebt
ben je al iets kalmer geworden.
Mensen zijn zo zeker van zichzelf.
Even moet je er om lachen.
En dan, dan schiet je iets te binnen,
een regel, een paar woorden.
Het is genoeg.
Het krijgt al vorm.
Als je het kunt vangen
ben je al een heel eind.
Je reikt opzij
en pakt ouderwets
van het nachtkastje
een pen.
Dat is
hoe het
begint.
Asman
Wie leest de stad beter?
Je hoeft maar een zak open te scheuren
en de verhalen rollen de straat op
Geef jou een tandenborstel, een schoolschrift, twee
oude schoenen en je tekent mijn leven uit
Zegt wat ik weggooi
niet veel meer
dan wat ik bang bewaar
Als je sprak
zou ik stil worden
Hoeveel Woorden
Hoeveel woorden hebben we nodig
om onze wereld te beschrijven?
Hoeveel wereld hebben we nodig
om onze woorden kleur te geven?
Hoe eenvormig moet het worden
voor we merken wat we missen?
Gister liep ik door het stille veld
en begreep dat het wel tijd was
om een daad
te voegen
bij het woord
Spijkers
Mijn vader groeide op aan de Zevenhuisterweg tijdens de crisis van de jaren
dertig. Er was altijd tekort. Na de oorlog kwam hij in de bouw terecht. Het was de
zogenaamde opgaande tijd. Er werd bij het leven gebouwd en al het materiaal dat
als afval op bouwplaatsen bleef liggen, werd rechtstreeks bij ons het erf
opgereden. Het kon nog eens van pas komen. Toen hij met de vut ging, zat de
schuur zo vol dat hij er zelf amper meer in paste. Maar hij was trots op zijn
voorraden en tijdens verjaardagsfeesten schepte hij erover op. Hij zei: ‘Jonge, ik
hoef in mijn hele leven nooit meer een spijker te kopen.’ Zijn broer Sake was
anders. ‘Jonge,’ zei hij, ‘ik hoef in mijn hele leven nooit meer een spijker te zien.’
Meindert
Ik ontmoette hem voor het eerst tijdens de introductie van onze studie
geschiedenis in Groningen. We hadden elkaar direct in de peiling, zo leek het,
misschien omdat we beiden stille types waren. Voor mijn gevoel liepen we
meteen door naar de universiteitsbibliotheek waar hij me wees op de boeken van
William Burroughs en Jack Kerouac. Omdat ik toen nog thuis woonde, ging ik
regelmatig bij hem op bezoek in buitenwijk Beijum waar meestal al snel het
schaakbord op tafel kwam. Soms vertel ik mensen dat we die eerste jaren eigenlijk alleen maar aan het schaken waren en amper een woord tegen elkaar
zeiden. Maar dat is onzin natuurlijk. Soms waren we ook aan het dammen.
Lok (Geluk)
waar haar moeder is geboren
in dat kleine huis
in de Stellingwerven
of veel zuidelijker
op die krappe stille kamer
met uitzicht op de bergen
zegt het iets?
over haar kansen
over het geluk dat ze zal vinden
over het geld
dat ervoor moet worden opgebracht
over de ruimte die ze zichzelf
durft toe te dichten
natuurlijk kun je zeggen,
wat is een kans eigenlijk
en wat is geluk?
pas veel later
als ze zelf achterom begint te kijken
zal ze het begrijpen
verwachting
die op de een of andere manier
een pad gevonden heeft
verwachting
die op de een of andere manier
een weg gevonden heeft
verwachting
die op de een of andere manier
een plek gevonden heeft
Veel Liever
veel liever heb ik
dat je me raakt met een woord
dat je me scherp zegt
waar het op staat
dat je de zaak op de spits drijft
finaal de draak met me steekt
veel liever
veel liever dan dat
je de nacht ingaat
en tot spijt van je moeder en je zussen
en iedereen
jezelf verliest
in een daad
die je nooit meer
intrekken kan
Hamster
Langzaam was het donker geworden. Ik kwam overeind en zag hoe gele taxi’s af
en aan reden. Buiten hield ik er een aan en liet me rijden naar het zuidelijke
district waar ik een afspraakje had met iemand die ik nog kende van het Lauwers
College in Buitenpost. We gingen een café binnen, wisselden nieuwtjes uit,
dronken bier en wijn en een hernieuwde romance hing in de lucht. Maar het
duurde en duurde maar. Tegen elven werden we opgeschrikt door een
stuiptrekkende hamster die over de grond rolde en ter plekke overleed. Ik had het
al aan zien komen. Er gaat iets dood wanneer je te lang zit te babbelen.
Wat Wordt Het Morgen?
De chauffeur begrijpt haar wel.
De films zitten er vol mee,
met mensen die het liefst
de feestdagen voorbijrijden.
Hypernerveus wordt ze ervan:
het mooi weer spelen,
het wegen van de woorden
om oud zeer in de kast te laten.
Haar broer is wilder.
Die zegt, het kan me geen zak schelen.
Hij gooit deuren dicht.
Hij roept dingen als: doordrammer, warmdoucher.
En net zo makkelijk:
Ik hoef je nooit weer te zien.
Maar weet hij wat het kost?
Hij gooit jaren weg,
hij sluit tijdvakken af.
Pas later zal hij begrijpen:
met wie ga ik erover spreken
die het mee heeft gemaakt?
Zij is anders.
Ze wil hem toeroepen:
‘Wil je gelijk hebben?
Of vinden we een oplossing?’
Ze wil dat het goed komt.
Maar haar lijmwerk maakt de brokken soms nog groter.
Soms vraagt ze zichzelf af:
doen de redenen er eigenlijk wel toe?
Hij gooit jaren weg,
Hij gooit jaren weg,
De chauffeur begrijpt haar wel.
Ze wil hem zeggen: Trap het gaspedaal in,
rijd de komende dagen hard voorbij.
Maar als ze zijn ogen vindt
weet ze het antwoord al.
Als we dagen over beginnen te slaan,
zegt hij,
waar belanden we dan?
De films zitten er vol mee,
met mensen als zij,
al staat in bijna elk script
de goede afloop al uitgeschreven.
Zij kan alleen maar denken:
Hoe zal het morgen gaan?
Hoe zal het morgen gaan?
Onze Auke
Je was al weg toen ik opgroeide.
Lang wist ik niet eens je naam.
Je vader zag ik weleens schoffelen in de tuin.
Je moeder zag ik soms de srv-wagen binnengaan.
Pas veel later, nu ongeveer een jaar geleden,
hield ze me staande halverwege de Zomerweg.
Ze zei – inmiddels oud en grijs:
Jongen, ik sprak over van alles,
maar over één ding hield ik me stil.
Waarom liet ik me niet horen?
Waarom fietste ik eromheen?
Was ik bang voor de buren?
Was het gewoon een andere tijd?
In die jaren hingen er hier in het dorp
niet van dat soort vlaggen op het voetbalveld.
Ik zou wensen dat ik het toen had gedurfd,
dat ik met mijn jongen had gepronkt,
zoals je moeder later deed met jou.’
Jongen, ik sprak over van alles,
maar over één ding hield ik me stil.
Over onze Auke hield ik me stil.
Het was maar een kort gesprekje,
maar elke keer als ik sinds die dag
ergens op een voetbalveld
een dergelijke vlag zie hangen,
dan denk ik aan jou,
mijn onbekende kameraad.
En natuurlijk soms
aan je schoffelende vader in de tuin.
Maar het meest denk ik aan degene
die het vermoedelijk het meest nodig had gehad.
In de srv-wagen bij het naar binnen gaan.
Of gewoon bij een gesprekje op straat.
Een verhaal is pas een verhaal
als het wordt verteld.
Ja, het meest en het vaakst.
denk ik aan je moeder.
Het meest en het vaakst
denk ik aan je moeder.
Als ik over de Zomerweg fiets,
als ik bij de Looxmaweg de bocht om ga,
denk ik aan je moeder.
Hortensia
Kort na de millenniumwisseling fietste ik elke zondagavond om half
zeven naar snackbar Hortensia. Al gauw kenden ze me daar een beetje,
in die kleine cafetaria in de Oosterparkwijk. Wanneer ik mijn bestelling
door wilde geven, knikte de vrouw met het grijze haar me al toe, terwijl
haar hand in de vitrine verdween. ‘Eén patatje oorlog plus een kroket
toch? En de patat een beetje doorgebakken.’ Ik hoefde geen woord meer te
zeggen, wat mij eerlijk gezegd op een bepaald moment wel speet,
wanneer ik in m’n eentje terugfietste naar mijn kleine antikraakwoning. Het
werden stille zondagen, daar aan de Oliemuldersweg.
We Vertellen Onszelf
Altijd hield hij die sigaret in zijn hand. Zijn hele leven heeft hij nooit met roken
op kunnen houden. Misschien wilde hij het wel, maar het lukte gewoon niet. Op
verjaardagsfeesten probeerden we hem te overreden, maar dan lachte hij
geheimzinnig en vertelde dat hij in de krant had gelezen over een professor uit
Australië die had beweerd dat roken misschien zelfs goed voor de
gezondheid zou kunnen zijn. Nadat hij overleed kwam regelmatig onze oom
Matheüs even op bezoek. Dan haalden we herinneringen op en natuurlijk
kwam op een middag de Australische professor ter sprake. Even dacht
ik dat hij kwaad ging worden op de onnozele smoesjes van zijn broer. Maar hij
pakte een stroopwafel en zei: ‘We vertellen onszelf allemaal het verhaal dat
ons het beste van pas komt.’
Ongewis
Ik zie het zo weer voor me:
het pak dubbeldrank op het nachtkastje,
zusters haastig op de gang.
Zestien jaar geleden is het
dat ze door het MCL werd gereden.
Geen idee nog van gijzelsoftware
of cybercriminelen.
Ze had andere dingen aan haar hoofd.
Een andere vijand gijzelde haar,
controleerde haar systeem,
liet haar maandenlang hopen en wachten,
lachte om haar afhankelijkheid
om uiteindelijk met het laatste ultimatum
op te komen draven.
Ik zie het zo weer voor me.
Als ze nog had geleefd,
wat had ze van onze toekomst gevonden?
Van de hekken en muren die we nodig hebben
om hackers, van welke soort ook
buiten de deur te houden?
De ongewisse toekomst
had haar zwaar verward, dacht ik.
Maar gisteren, plotseling,
hoorde ik mijn moeder fluisteren:
Het is het beste en het duurste
dat we hebben.
Het is het beste en het duurste
dat we hebben.
Anne en Arie
Vannacht in een droom
ben ik het strand opgegaan
Vannacht eindelijk een stap
uit dat stille tehuis
Vannacht op het strand
stond mijn sos er zomaar:
Wanneer Anne
kan ik weer bij je kruipen?
© tekst en muziek Nyk de Vries